© As International - Community for SurViVors: March 2009

Tuesday, March 31, 2009

Willy Claes: "Excuses aan misdadiger als Kagame misplaatst" - "Kagame was mede verantwoordelijk voor genocide"

Déjà le Sénat Belge note que le FPR serait responsable du massacre d'au moins 500 000 Rwandais, pour la plupart des Hutus

Over de genocide in Rwanda: 'Onze militaire inspanningen waren er niet alleen op gericht om blanken te ontzetten, zoals achteraf gezegd werd. Maar we hebben toen een ultimatum gekregen van een zekere mijnheer Kagame, die me zei: jullie krijgen 48 uur de tijd. Als jullie militairen dan niet vertrokken zijn, geef ik bevel om op hen te schieten.

Aan diezelfde mijnheer Kagame is Guy Verhofstadt later de excuses van de Belgische regering gaan aanbieden. Ik zeg u, en ik wik mijn woorden: ik acht Kagame mede verantwoordelijk voor de genocide.

Ik zou het zelfs nog veel stouter kunnen zeggen, want ik ben ervan overtuigd dat hij de hand heeft gehad in het drama dat zich toen voltrokken heeft.'

Piet Piryns en Hubert van Humbeeck

"Excuses aan misdadiger als Kagame misplaatst"

Vijftien jaar na de genocide in Rwanda heeft voormalig minister van Buitenlandse Zaken Willy Claes (SP.A) harde woorden voor zowel het toenmalige Hutu-bewind als het huidige Tutsi-regime in Rwanda.

In een exclusief interview met onze tv-collega Peter Verlinden toont toenmalig minister van Buitenlandse Zaken Willy Claes zich nog altijd wrang 15 jaar na de genocide op Tutsi's en gematigde Hutu's in Rwanda. Daarbij zijn ruim 700.000 mensen vermoord.

(AP)

Claes herinnert zich dat hij op bezoek was in Roemenië toen het vliegtuig van de Rwandese president Juvénal Habiyarimana werd neergeschoten en tien Belgische blauwhelmen werden vermoord.Toen hij in allerijl terugkeerde naar België, had het kernkabinet de beslissing om de Belgische blauwhelmen terug te trekken, al genomen, zei Claes, maar hij voegde er wel aan toe dat hij achter die beslissing stond.

De moorden kwamen ook niet uit de lucht gevallen. Claes wijst erop dat hij VN-secretaris-generaal Boutros Boutros Ghali in de maanden voor het drama gewezen had op het ontsporen van de situatie. Claes had de VN toen om een versterking van de vredesmacht gevraagd, maar de Veiligheidsraad wou daar niet op ingaan, onder meer omdat zowel Amerikanen als Russen opkeken tegen de extra kosten daarvan.

"Kagame wou de macht grijpen"

Over de verantwoordelijkheden voor het bloedbad in Rwanda wijst Claes zowel het toenmalige Hutu-regime als de voormalige rebellengroep FPR van huidig president Paul Kagame (foto) met de vinger.

(AP)

Die hadden zich verbonden tot de vredesakkoorden van Arusha, maar Claes verwijt beide kampen dat ze daarin niet geïnteresseerd waren en de macht wilden grijpen en hun tegenstanders elimineren.Meteen na het begin van de genocide rukte het FPR van Kagame overigens op naar de hoofdstad Kigali, die korte tijd later ook in hun handen viel.Claes verwijt Kagame ook dat hij België een ultimatum stelde toen Belgische troepen landgenoten en buitenlanders kwamen evacueren. Die moesten toen snel weg omdat Kagame geen getuigen wou, aldus Claes.

"De VN heeft gefaald"

Toch zijn niet enkel de strijdende partijen in Rwanda, maar ook de internationale gemeenschap verantwoordelijk. Claes wijst op de onwil of onmacht van de VN om radicale Hutu-milities te ontwapenen voor het begin van de genocide.

Ook hoge VN-bevelhebbers en zelfs VN-topman Boutros Ghali wilden niet dat de blauwhelmen die ontwapening zouden leiden. Die moest uitgevoerd worden door het Rwandese leger, wat uiteraard niet gebeurde.Hoe dan ook heeft de VN volgens Claes de spanningen in Rwanda onderschat.

"België is naïef geweest"

Als klein land heeft België gedaan wat het kon, aldus Claes. Ons land en de regering kunnen enkel verweten worden dat we naïef zijn geweest. Claes begrijpt wel dat ex-premier Guy Verhofstadt tijdens een bezoek aan Rwanda jaren na de feiten zijn excuses heeft uitgesproken aan het Rwandese volk, maar dat hij dat ook deed tegenover huidig president Kagame, ligt Claes op de lever.

Over wie het vliegtuig van de vermoorde Hutu-president heeft neergeschoten en zo het vuur aan de lont heeft gestoken, wil Claes zich niet uitlaten, maar hij sluit niet uit dat het FPR daar zelf achter zat. Claes merkt overigens op dat er geen bewijzen zijn, maar dat aanwijzingen nadien systematisch verdwenen zijn.

The Truth can be buried and stomped into the ground where none can see, yet eventually it will, like a seed, break through the surface once again far more potent than ever, and Nothing can stop it. Truth can be suppressed for a "time", yet It cannot be destroyed. ==> Wolverine

Monday, March 30, 2009

Article de Paul Quilès et Bernard Cazeneuve sur l'enquête du génocide rwandais

respectivement président et rapporteur de la mission parlementaire sur le génocide du Rwanda (1998), publié dans le Figaro du 28 mars 2009, sous le titre "Rwanda: cessons de diaboliser la France"

Le génocide de près d’un million de Tutsis au Rwanda, en 1994, a mis en évidence, aux yeux du monde, la force exterminatrice de la haine. La mort a frappé partout dans le pays, systématiquement, monstrueusement, des femmes, des enfants, des villages entiers, au nom de la volonté d’un Rwanda ethniquement pur.

Pendant les longs mois qui précédèrent avril 1994, la « radio des milles collines », instrument de propagande des extrémistes hutus, a lancé ses appels au meurtre : « l’extermination des cafards » a pu y être théorisée, sans qu’à aucun moment la communauté internationale n’ait pris la moindre disposition pour faire taire ceux qui les émettaient.

Au moment même où cette tragédie se produisait et dans les années qui suivirent, des intellectuels, des journalistes, des représentants d’organisations non gouvernementales se sont exprimés pour dire leur indignation et pour situer les responsabilité s politiques.

La France, présente au Rwanda depuis le début des années 1990, en vertu d’accords de coopération militaire, se trouva alors gravement mise en cause. Quelles étaient les accusations ?

La coopération avec les forces armées rwandaises du président Habyarimana l’aurait conduite à s’engager au côté de ces dernières, contre le Front patriotique rwandais de Paul Kagamé, sur le théâtre des combats de l’armée française. Certains allèrent même jusqu’à accuser les militaires français d’avoir entraîné les miliciens qui perpétrèrent le génocide…

Dans cet imbroglio d’accusations graves, mettant en cause la France, le Président de la République, François Mitterrand et le gouvernement français, la communauté internationale et les autres Etats bénéficiaient d’une relative mansuétude, comme si la faillite de l’ONU au Rwanda n’avait été qu’anecdotique et le cynisme américain - qui y avait grandement contribué - sans conséquence face aux évènements.

Alors qu’en Belgique, au Canada, les parlementaires enquêtaient déjà sur le génocide, le Parlement français demeurait silencieux, comme tétanisé à l’idée d’affronter l’accusation qui semblait nous accabler seuls.

Pour qu’un travail de vérité et de mémoire s’engage enfin, le Parlement devait faire la part des accusations, parfois infondées, véhiculées par certains commentateurs et s’imposer face au gouvernement, naturellement suspicieux à l’égard de députés souhaitant exercer leur pouvoir de contrôle sur les responsables de notre politique extérieure et de défense.

C’est dans ce contexte que la Commission de la défense de l’Assemblée nationale a décidé, en 1998, d’instituer en son sein une mission d’information parlementaire, dont l’objectif était d’apporter un éclairage rigoureux sur les évènements, en établissant le rôle joué par la France, les grandes puissances et la communauté internationale dans son ensemble.

Pour atteindre cet objectif, des milliers de documents (notes, télégrammes diplomatiques, ordres et comptes-rendus d’opérations militaires…) ont été déclassifiés et attentivement analysés par la mission. Des dizaines d’auditions ont eu lieu, dont certaines au Rwanda, qui, sans prétendre à l’exhaustivité , ont permis d’entendre la plupart des acteurs concernés.

Le rapport, méticuleusement et sans rien occulter de ce qui avait pu être établi, a pointé les erreurs commises et situé les responsabilité s. Alors que, pendant les longs mois d’auditions et de travaux de la mission parlementaire, certains commentateurs avaient stigmatisé un « exercice de complaisance » et déjà donné leur opinion sur un rapport dont ils n’avaient pas lu la première ligne, la publication de nos conclusions fit l’objet de commentaires plus équilibrés et d’appréciations moins tranchées.

Il semblait que la rigueur que nous nous étions imposée à nous mêmes avait permis à la vérité de se frayer un chemin certes étroit, mais suffisant pour qu’un dialogue plus profond puisse se nouer avec les rescapés du génocide et qu’un travail de mémoire puisse s’engager, par respect pour les victimes.

Plus de dix années après l’achèvement de ces travaux, le débat, qui n’a jamais cessé d’alimenter suspicions et polémiques, se poursuit en prenant parfois une tournure nouvelle. Comme si le temps avait contribué à faire oublier les progrès accomplis par les efforts convergents des chercheurs, des intellectuels et des politiques pour faire émerger la vérité, comme si la dégradation continue de la situation politique et humanitaire dans la région des Grands Lacs depuis 1994 ne dictait aux observateurs aucun enseignement, la manipulation a de nouveau droit de cité.

Le rapport Mucyo, commandé par le gouvernement rwandais et publié il y a quelques mois, est emblématique de cette dérive. Ce document sans nuance, s’appuyant souvent sur des témoignages douteux, est une « commande » aux objectifs trop transparents pour aider à approcher la vérité des faits. Destiné en effet à apporter les « éléments de preuve » de « l’implication de l’Etat français dans la préparation et l’exécution du génocide »

-pourtant perpétré par des Rwandais contre des Rwandais, dans l’indifférence de la communauté internationale- , il vise tout simplement à faire de la France la principale responsable du million de victimes tutsies ! Pour avoir au Rwanda, pendant notre mission, demandé en vain au gouvernement de Paul Kagamé qu’il établisse les preuves de ses accusations et qu’il nous les communique pour publication, nous avons pu mesurer la part de manipulation que revêtait un tel discours.

Dès lors, deux questions se posent : quels sont les moyens de poursuivre le travail de vérité historique, qui ne saurait être la préoccupation de la seule France? Pourquoi la recherche de la vérité est-elle si difficile face à la manipulation?

1)- Depuis 1994, de nombreux travaux ont analysé par le détail le génocide du Rwanda : enquêtes, commissions parlementaires, rapports d’institutions internationales, travaux menés par des ONG et des chercheurs.

Il devrait être possible –pourquoi pas sous l’égide de l’ONU- de soumettre l’ensemble de ces documents à l’examen d’une commission constituée de personnalités indépendantes à l’expertise reconnue. Ainsi pourrait être établie, à l’intention des gouvernements et des opinions, une analyse impartiale et incontestable, qui apporterait une contribution essentielle à la réconciliation et à la reconstruction dans la région des Grands Lacs.

2)- Tant qu’un tel travail n’aura pas été réalisé, la manipulation risque de se poursuivre, dans la mesure où elle prend sa source dans la convergence des intérêts : intérêts de ceux qui veulent écrire une histoire du génocide légitimant leur pouvoir ; intérêts de ceux qui aimeraient que leurs responsabilité s soient oubliées ou édulcorées.

- Parmi les premiers, se trouve le gouvernement rwandais, qui souhaite que soit minorée sa responsabilité dans la déstabilisation de la Région des Grands Lacs depuis son avènement au pouvoir, que ne soit jamais établie son éventuelle implication dans l’attentat contre l’avion d’Habyarimana -élément déclenchant du génocide-, que soit occultée la part de cynisme qui conduisit le FPR à privilégier parfois la logique de l’affrontement à celle de la paix.De ce point de vue, la diabolisation d’une puissance comme la France, dont la présence en Afrique est suffisamment entachée d’erreurs pour que sa condamnation apparaisse vraisemblable, constitue une aubaine dont le gouvernement rwandais use et abuse, sans aucune retenue.

- Parmi les seconds, figurent ceux qui n’ont pas pris la mesure des évènements qui se produisaient au Rwanda en 1994 et qui par indifférence, par cynisme ou par intérêt, ont accepté que les Nations Unies retirent une grande partie de leurs forces présentes sur place (la MINUAR) au moment où se déclenchait le génocide, en prenant bien soin de ne jamais qualifier les massacres.

Les Etats Unis sont ici en première ligne, ce qui ne les empêche pas de bénéficier de l’amitié et de la compréhension du gouvernement rwandais. Il est vrai que l’un comme l’autre ne voient que des avantages à ce que la culpabilité de la communauté internationale soit incarnée par la seule France.

**********

Par notre travail et par la rigueur sincère qui l’a inspiré, nous avons reconstitué l’enchaînement des faits, pour fonder une démarche historique rigoureuse. Cette quête n’est en rien dérisoire. Elle seule répond au devoir de mémoire, qui impose que l’on établisse toutes les responsabilité s, que l’on dénonce toutes les logiques funestes des massacres orchestrés.

C’est ainsi que la vérité fera peu à peu son chemin. C’est ainsi que le souvenir des victimes du génocide ne se confondra pas avec les intérêts de ceux qui prétendent parler en leur nom.

Monday, March 23, 2009

COMMUNIQUE DE PRESSE N°07/SE/CD/MARS/ 2009 DES FDLR

Les FDLR mettent en garde contre la campagne de manipulation menée par certains agents des organisations internationales travaillant en RDC sur les souffrances des populations civiles.

Les Forces Démocratiques de Libération du Rwanda ( FDLR ) démentent et condamnent les mensonges propagés dans les médias par certaines autorités congolaises et par les agents de certains organismes se trouvant en République Démocratique du Congo (RDC) selon lesquels les FDLR seraient entrain de se venger sur les populations congolaises et que celles-ci fuiraient devant les exactions commises sur elles par les FDLR .

Les FDLR s’indignent de la manipulation par la distorsion de la vérité effectuée particulièrement par des agents du HCR qui ont déclaré que « depuis mi-janvier, les attaques des FDLR ont provoqué la fuite de plus de 160.000 civils ». Ce que ces agents du HCR semblent ignorer, c’est que c’est la coalition de l’Armée Patriotique Rwandaise (APR/RDF) et des Forces Armées de la RDC (FARDC) qui a mené des attaques contre les FDLR , les réfugiés rwandais et les populations congolaises de l’est du pays.

Les FDLR ont toujours condamné et continuent à condamner cette sale guerre que les va-t-en guerre leur ont imposée. Pourquoi le HCR qui sait pertinemment par expérience que toute guerre provoque des déplacements de populations, des souffrances, des maladies et la mort n’a pas une seule fois condamné cette guerre et pointé du doigt ceux qui veulent la faire à tout prix à savoir le régime de Kigali et les autorités congolaises?

Les FDLR rappellent que ça fait maintenant 15 ans que les réfugiés rwandais vivent en parfaite harmonie avec les populations autochtones congolaises dans le Kivu et les FDLR n’ont jamais attaqué les populations civiles congolaises et ne les attaqueront jamais car ce sont des populations sœurs qui ont accueilli les réfugiés rwandais en attendant qu’ils aient la possibilité de retourner dignement, dans la paix et en toute sécurité dans leur pays.. Par ailleurs, ce n’est pas la première fois que le régime de Kigali impose une guerre injuste et insensée à ces populations.

Les FDLR ont à maintes reprises informé le public et les médias des exactions graves commises par les éléments de la coalition APR(RDF)/FARDC sur les réfugiés rwandais se trouvant actuellement à l’Est de la RDC et sur les populations autochtones congolaises qu’ils accusent de sympathiser avec les FDLR . Une partie non négligeable de la population fuit leurs villages pour éviter d’être encerclée dans des zones de combats engagés par la coalition.

Dans divers communiqués, les FDLR ont attiré l’attention du public et de la Communauté Internationale sur des exactions graves que cette coalition a commises après que leurs unités aient subi des déboires militaires face aux vaillants combattants Abacunguzi (voir par exemple le Communiqué des FDLR du 12 Mars 2009 sur www.fdlr.org ). Pourquoi le HCR semble ignorer toutes ces déclarations qui ont été par ailleurs corroborées par les populations locales et leurs représentants régionaux sur les ondes des radios nationales ?

Les FDLR rappellent que c’est la coalition APR(RDF)/FARDC qui a pris l’initiative de commencer cette guerre injuste, insensée et inutile et c’est cette même coalition aussi qui doit déclarer sa fin et doit être tenue pour responsable de toutes les conséquences de cette guerre.

Les FDLR restent attachées à une solution pacifique à la crise meurtrière en cours mais elles se défendront devant qui que ce soit qui attaquera leurs membres et défendront les populations congolaises et rwandaises civiles qui sont avec elles.

Les FDLR demandent instamment à toutes les organisations internationales et locales présentes à l’est de la RDC de s’abstenir d’exploiter la misère des populations civiles en faisant de la manipulation avec de fausses déclarations parce qu’elles ne font qu’attiser inutilement les tensions et encourager les va-t-en guerre.

Les FDLR appellent les décideurs de la Communauté Internationale de rester vigilants dans leur prise de décision sur une quelconque solution à la crise actuelle qui secoue la région des Grands Lacs Africains.

Les FDLR sont toujours disposées à participer à toute initiative visant à résoudre dans la paix, la dignité et définitivement le problème politique rwandais.

Fait à Paris, le 23 Mars 2009.

Callixte Mbarushimana

Secrétaire Exécutif des FDLR

Obama fait tout pour vexer Sarkozy

Après avoir choisi de recevoir Gordon Brown en premier, le président américain inflige un nouveau camouflet à Nicolas Sarkozy : sa première lettre à un Français est adressée à… Jacques Chirac !

«Je suis certain que nous pourrons au cours des quatre années à venir collaborer ensemble dans un esprit de paix et d'amitié afin de construire un monde plus sûr».

A votre avis, à qui s'adresse la lettre de Barack Obama dont cette phrase est extraite? (indice : c'est un français).Vous avez répondu Nicolas Sarkozy?

Vous avez tout faux :

cette lettre a été envoyée, il y a une quinzaine de jours, à… Jacques Chirac. Le nouveau président des Etats-Unis a, paraît-il, apprécié la farouche opposition de l'ancien président français à l'intervention en Irak, il y a cinq ans.

En revanche, le fayotage de Sarkozy — dont le dernier exemple est le retour de la France dans l'Otan —est bien mal récompensé : caniche un jour, caniche toujours, semble se dire Obama. Pourtant, Nicolas Sarkozy avait tout fait pour être le premier à poser en photo au côté d'un Obama fraîchement élu.

En vain. Puis il avait tout tenté pour être le premier dirigeant européen à être reçu par le président américain. Sans succès : c'est Gordon Brown qui lui a soufflé la plac, ruinant ses espoirs d'être l'interlocuteur privilégié du dirigeant américain en Europe.

Et voilà qu'il doit, en plus, se battre pour être tout bêtement le premier interlocuteur d'Obama… en France.

The Truth can be buried and stomped into the ground where none can see, yet eventually it will, like a seed, break through the surface once again far more potent than ever, and Nothing can stop it. Truth can be suppressed for a "time", yet It cannot be destroyed. ==> Wolverine

Sunday, March 22, 2009

"Avançons avec Dominique de Villepin"

J'apporte mon soutien indéfectible à l'Homme d'Etat Dominique de Villepin

Chers amis villepinistes, chers lecteurs, Je vous annonce la réouverture de mon blog pour l'avenir, pour notre combat: la France. L'idéal politique porté et défendu par l'homme d’État Dominique de Villepin, suscite un espoir, une alternative pour notre pays. Le villepinisme est plus que jamais d'actualité. "Avançons avec Dominique de Villepin".http://halte-au-complot-contre-villepin.over-blog.com/ Contact: blogvillepin@yahoo.fr
Chers amis villepinistes, chers lecteurs, Je vous annonce la réouverture de mon blog pour l'avenir, pour notre combat: la France. L'idéal politique porté et défendu par l'homme d’État Dominique de Villepin, suscite un espoir, une alternative pour notre pays. Le villepinisme est plus que jamais d'actualité. "Avançons avec Dominique de Villepin".http://halte-au-complot-contre-villepin.over-blog.com/

Contact: blogvillepin@yahoo.fr

Victoire Ingabire Umuhoza stelt zich vanuit Nederland kandidaat voor het presidentschap van Rwanda

Een land dat etnisch zo hopeloos verdeeld is dat er in 1994 honderduizenden doden vielen, wie wil dat nu regeren? A country that is ethnically so hopelessly divided that in 1994 hundreds of thousands of deaths, who wants to govern?

Victoire Ingabire Umuhoza (40) is vastbesloten als president haar landgenoten in Rwanda tot verzoening te brengen. Victoire Ingabire Umuhoza (40) is determined as president her countrymen in Rwanda to bring reconciliation. Ze bereidt haar campagne voor de verkiezingen van 2010 voor vanuit een rijtjeshuis in Zevenhuizen. She prepares her campaign for the elections of 2010 from a house in Zevenhuizen.

Victoire Ingabire Umuhoza stelt zich vanuit Nederland kandidaat voor het presidentschap van Rwanda: "We hebben een genocide gehad, er zijn veel mensen vermoord, maar we moeten verder." Victoire Ingabire Umuhoza arises from the Netherlands candidate for the presidency of Rwanda: "We have had a genocide, there are many people killed, but we need more." Ze is een tengere verschijning, maar spreekt als een volleerd politicus. She is a slim appearance, but speaks like a seasoned politician.

Victoire Ingabire Umuhoza wil dan ook president van haar geboorteland Rwanda worden. Victoire Ingabire Umuhoza would also president of her native Rwanda are. De moeder van drie kinderen spreekt met beheerste passie en inzicht over haar volk en land. The mother of three children spoke with controlled passion and insight about her people and country.

Voor steun aan haar kandidatuur sprak ze met Barack Obama en een hele rij andere westerse politici, maar voorlopig voert ze oppositie vanuit Zevenhuizen (bij Rotterdam) tegen de regering van ex-generaal Paul Kagame, die ze een dictator noemt. To support her candidacy she spoke with Barack Obama and a whole row of other Western politicians, but they perform opposition from Zevenhuizen (at Rotterdam) against the government of ex-General Paul Kagame, who is called a dictator. De taak die ze zich stelt, is gigantisch en niet zonder risico.

The task that she is asking, is enormous and not without risk. Ze wil het in 2010 bij de presidentsverkiezin gen opnemen tegen Kagame om het land daarna in stabieler vaarwater te leiden. She wants the 2010 presidential elections against Kagame to the country then lead to more stable waters. Elke drie dagen krijgt ze een rapport over de gebeurtenissen in Rwanda.

Every three days, a report on the events in Rwanda. Ze spreekt regelmatig via de BBC en Voice of America haar landgenoten toe. She speaks regularly on the BBC and Voice of America to its countrymen. Als ze een tijd niet op de radio is, wordt er gevraagd: "Waar blijft Victoire?" In haar woonkamer, waar ze ons te woord staat, prijkt een beeldje van Maria van Fatima op de kast. If a time is not on the radio, we asked: "Where is Victoire?" In her living room, where they are calling us, displays a statue of the Virgin of Fatima in the closet.

De genocide The genocide Umuhoza is heel persoonlijk betrokken geweest bij de genocide in haar land, waar na 1994 tussen de 500.000 en 1 miljoen mensen werden vermoord, voornamelijk Tutsi's en gematigde Hutu's. Umuhoza is personally involved in the genocide in her country, which after 1994 between 500,000 and 1 million people were killed, mainly Tutsis and moderate Hutus.

De aanleiding tot de moordpartijen was het bericht dat het vliegtuig met de Rwandese president Habyarimana en de president van Burundi op 6 april1994 was neergeschoten. The response to the killings was the message that the plane with the Rwandan President Habyarimana and the President of Burundi on 6 april1994 was shot. Umuhoza verbleef op dat moment in Nederland waar ze op bezoek was bij een vriendin.

Umuhoza stayed at that moment in the Netherlands where she was visiting a friend. Op 7 april vernam ze dat er een volkerenmoord in haar land aan de gang was. On 7 April they learned that a genocide in her country was taking place. Na twee dagen kreeg ze telefonisch contact met haar man, maar halverwege het gesprek moest hij zich verstoppen. After two days they had telephone contact with her husband, but halfway through the conversation he was hiding. Pas vier maanden later belde hij weer, vanuit een vluchtelingenkamp in het oosten van de Democratische Republiek Congo.

Only four months later he called again, from a refugee camp in eastern Democratic Republic of Congo. Via een journalist van de KRO en Artsen zonder Grenzen lukte het hem met hun twee kinderen naar Nederland te komen. Through a journalist at the KRO and Doctors Without Borders succeeded him with their two children to the Netherlands to come.
De politiek in Politics in Nu ze wisten hoe vreselijk de omstandigheden in de kampen waren, richtten ze een vereniging op om de mensen te helpen.

Now they knew how horrible the conditions in the camps were set up an association to help the people. Maar Umuhoza wilde meer: er moest een algehele oplossing komen voor de enorme problemen in Rwanda. But Umuhoza wanted more: there was an overall solution to the enormous problems in Rwanda. Dus ging ze de politiek in. So she went into politics. Toen alle Rwandese oppositiepartijen zich in 2005 verenigden in de United Democratic Forces (UDF) werd ze gekozen tot internationaal voorzitter. When all Rwandan opposition parties united in 2005 in the United Democratic Forces (UDF), she was elected international president.

Haar plan om voor het presidentschap te gaan, rijpte toen de regering na de genocide niets bleek te doen om de etnische groepen bij elkaar te brengen. Her plan for the presidency to go ripened when the government after the genocide appeared to do nothing for the ethnic groups together. "In 1995 raakte ik ervan overtuigd dat alles de verkeerde kant uitging. "In 1995 I became convinced that everything the wrong side out. Men dreef etnische groepen uit elkaar om zo de macht te houden. We drove ethnic groups from each other so as to keep power. We hebben een genocide gehad, er zijn veel mensen vermoord, maar we moeten verder.

We have had a genocide, there are many people killed, but we need more. We moeten geen politiek bedrijven op basis van wat er gebeurd is, maar een politiek die vooruit kijkt. We have no politics on the basis of what happened, but a policy that looks ahead. Ik vind dat we nu te veel gevangen zitten in het verleden." I think that we too are trapped in the past. "

Kerk en verzoening Church and reconciliation Het is altijd zo geweest dat in Rwanda drie etnische groepen leefden: Hutu's, Tutsi's en Twa. It's always been that in three ethnic groups lived Rwanda: Hutus, Tutsis and Twa. De Hutu's waren in de meerderheid (ruim 84 procent).

The Hutus were the majority (over 84 per cent). De Tutsi's vormden een minderheid (15 procent), maar ze waren in de koloniale tijd en voor de onafhankelijkheid in 1962 wel altijd aan de macht. The Tutsis were a minority (15 percent), but they were in the colonial era and independence in 1962 are still in power. De Hutu's waren min of meer de slaven van de Tutsi's.

The Hutus were more or less the slaves of the Tutsis. Dat veranderde toen de katholieke missionarissen in de jaren vijftig mee gingen werken aan de emancipatie van de Hutu's. That changed when the Catholic missionaries in the fifties went to work for the emancipation of the Hutu's. Ze bouwden scholen waar ook Hutu's onderwijs kregen. They built schools where education were Hutus.

`De Kerk kan natuurlijk ook veel betekenen voor de verzoening' "The Church can mean a lot for reconciliation ' "Dat is nu heel anders", constateert Umuhoza. "That is very different," notes Umuhoza. "De regering houdt alles in handen. "The Government keeps all hands. Via beslissingen over bouwgrond verhindert ze het bouwen van katholieke scholen. Through decisions on land prevents them build Catholic schools. En dat vind ik jammer. And I find that unfortunate.

Want de Kerk kan in arme landen als Rwanda een grote rol spelen. Because the Church can in poor countries like Rwanda, a major role. Niet alleen door onderwijs, maar ook door gezondheidszorg in goede ziekenhuizen. Not only education but also health care in good hospitals. Dertien procent van de Rwandezen is besmet met hiv. Thirteen percent of Rwandans are infected with HIV. En dan heb je nog malaria. And you have malaria. De Kerk kan natuurlijk ook veel betekenen voor de verzoening. The Church can mean a lot for the reconciliation. Dat vind ik het allerbelangrijkste.

I think the important thing. Mensen hebben elkaar afgemaakt en de haat is er nog altijd. People have killed each other and the hatred is still there. De Kerken die dicht bij het volk leven kunnen de mensen leren elkaar lief te hebben. The Churches that are close to the people live, people can learn to love each other. Als ik gekozen word, zal ik de Kerken vragen meer te doen voor het volk."

If I am elected, I will churches to do more for the people. "
Internationale druk International pressure De presidentskandidate heeft goede contacten met de donorlanden Nederland, Amerika, België en Canada. The presidential candidate has good contacts with the donor Netherlands, America, Belgium and Canada.

"Zeventig procent van het nationaal inkomen is afkomstig van deze landen en daarmee kan de regering-Kagame onder druk gezet worden. "Seventy percent of the national income comes from these countries and the Kagame government is put under pressure. Een voorbeeld: toen uit een rapport bleek dat Rwanda de rebellen in Congo met wapens steunde, trokken Nederland en Zweden hun financiële steun aan Rwanda in. An example: when a report showed that the Rwandan rebels in Congo with arms supported, the Netherlands and Sweden withdrew their financial support to Rwanda.

Meteen de volgende dag beëindigde Kagame zijn steun aan de rebellen. The next day Kagame ended its support for the rebels. Daaruit blijkt dat de donorlanden directe druk kunnen uitoefenen. This shows that the donor may exert direct pressure. En dat is belangrijk voor het introduceren van een democratisch systeem in ons land en voor het vrij en eerlijk verlopen van de verkiezingen in 2010." And that is important to introduce a democratic system in our country and for the free and fair the elections in 2010. "

Onmogelijke opgave Impossible task In Umuhoza's betoog klinkt vaak het woord `verzoening' . In Umuhoza's speech sounds often the word 'reconciliation' . Ze vindt het een cruciaal thema. She is a key issue. Maar ze keurt de tactiek van Kagame af om helemaal niet meer te spreken van Hutu's en Tutsi's. But they adopt the tactics of Kagame agreed to no longer speak of Hutus and Tutsis.

De haat en verdeeldheid moet fundamenteler bestreden worden. The hatred and division must be fundamentally contested grower. "Om verzoening te bereiken, is het van kolossaal belang de macht eerlijk te verdelen tussen de twee groepen. "In order to achieve reconciliation, it is of colossal importance in power are divided fairly between the two groups. Nu gebruikt men de etnische geschillen om een verdeel-en-heerstac tiek toe te passen." Now use the ethnic conflicts to divide and rule tactics to apply. "

`Het is van kolossaal belang de macht eerlijk te verdelen' "It is of colossal importance to the fair sharing of power ' Het verkiezingsprogramm a van de UDF spreekt over het berechten van misdadigers en het compenseren van slachtoffers. The election of the UDF is talking about bringing criminals and compensate victims. Dat laatste lijkt een haast onmogelijke opgave als je familieleden vermoord zijn. The latter seems an almost impossible task if you have family members murdered.

"Dat is natuurlijk moeilijk goed te maken. "It is difficult to make. Maar er is ook veel materiële schade. But there is also much material damage. Er zijn heel veel mensen die hun woningen verloren hebben door verwoesting of doordat anderen er nu wonen. There are many people who have lost their homes by destruction or by others now live. Er leven als gevolg daarvan veel vrouwen, weduwen en kinderen op straat. It lives as a result, many women, widows and children on the street. Ze zijn in dubbele zin slachtoffers: door het verlies van familieleden en door het uitblijven van regeringssteun. " They are victims in a double sense: by the loss of family members and by the lack of government support. "

Kapot rechtssysteem Broken justice Na de oorlog in 1994 was er nauwelijks nog iets over van het rechtssysteem in Rwanda. After the war in 1994 there was hardly anything about the judicial system in Rwanda. De internationale gemeenschap, die het lelijk had laten afweten bij het voorkomen van de genocide, wilde iets terugdoen. The international community, the ugly had failed to prevent genocide, wanted something back. Dus richtte de VN een tribunaal op dat zitting had in Arusha (Tanzania).

So, the UN tribunal that sat in Arusha (Tanzania). Daar zouden de 100.000 Hutu's die meegewerkt hadden aan het moorden, aangeklaagd worden vanwege genocide en misdaden tegen de menselijkheid. There were 100,000 Hutus who had participated in the killings, sued because of genocide and crimes against humanity. Het tribunaal vaardigde aanklachten uit tegen 21 verdachten.

The Tribunal issued indictments against 21 suspects. Dertien van hen zitten gevangen, onder wie slechts één landelijke leider van de genocideplegers. Thirteen of them are caught, including a national leader of the genocide perpetrators.

Omdat er nog tienduizenden Hutu's wachten op een rechtszitting besloot de Tutsi-regering van Kagame een traditionele vorm van rechtspraak in ere te herstellen: de gacaca . Because there are tens of thousands of Hutus are awaiting a court hearing, the Tutsi Kagame government of a traditional form of law to restore the gacaca. Daarbij komen verdachten, ooggetuigen en slachtoffers bij elkaar om na te gaan wat er werkelijk gebeurd is. There are suspects, witnesses and victims together to determine what really happened. Umuhoza ziet er niets in. Umuhoza looks empty.

"Deze rechtspraak kan gekleurd worden door persoonlijke vetes waarvan onschuldigen het slachtoffer worden. "This law may be colored by personal feuds which innocent victims. Omdat de gacaca door de regering tot stand is gebracht, zullen daar nooit leden van de regering-Kagame hoeven te verschijnen, terwijl ze wel betrokken waren bij de genocide. Since the gacaca by the government is established, there will never be members of the Kagame government's need to appear, while they were involved in the genocide. Ook bij het VN-tribunaal over Rwanda in Arusha, dat was bedoeld om recht te spreken en verzoening te bewerkstelligen, bleven de mensen van Kagame buiten schot.

Even when the UN tribunal on Rwanda in Arusha, which was designed to administer justice and achieve reconciliation, the people were shot outside of Kagame. Zo komt er van verzoening onder het volks niks terecht. If there is reconciliation among the people nothing right. Ik zal alles in het werk stellen om de mensen werkelijk vrij te laten zeggen wat er gebeurd is. I will do everything possible to people genuinely free to say what happened. Dan kun je slachtoffers pas echt helpen." Then you can really help victims. "

Thursday, March 19, 2009

Attention à l'emploi des mots: semaine contre le racisme

Date: Vendredi 19 Mars 2009, 15h 25

Ce soir s'ouvrira officiellement la semaine du mrax contre le racisme....
Mesdames,
Messieurs,
Sachant ou croyant que politique, histoire, vérité, honnêteté intellectuelle sont des termes qui vous parlent, je vous informe de ce qui suit.
Depuis quelques mois, presque des années, je m'intéresse (pas exclusivement ni à temps plein) au sujet du génocide Rwanda, pour lequel il faut bien hélas aujourd'hui, parler de "réécriture de l'histoire", comme différentes éléments plus bas vous le montreront (voire vous le prouveront).
A un récent envoi, il me fut répondu par une personne avisée et digne de foi pour diverses raisons:
"Je n'ai pas eu le temps de consulter les sources écrites... Mais je sais que Kigali a décidé de parler de "génocide des Tutsi" en lieu et place de "génocide rwandais". En cela, le MRAX utilise le même langage que Kagame.C'est plus qu'une question de chiffres: l'histoire est écrite par les vainqueurs (militaires) ... Quant aux liens avec le Burundi, on peut en trouver sur le site www.tutsi.org" .
J'espère que votre bonne volonté trouvera parfois le temps d'y prendre attention et de coopérer pour plus de vérité si vous ne voulez pas que l'histoire continue de se répéter et si vous dites non aux mensonges qui sont en train d'être créés. Je ne manquerai pas de vous les rappeler.
Merci de diffuser si vous pensez que cette tâche puisse intéresser d'autres personnes.

Bien à vous,

Date: Vendredi 13 Mars 2009, 17h46
5 mars 2009
**
Mesdames , messieurs, membres, anciens membres, non membres du mrax,
Ayant reçu l'invitation à l'ag du mrax (mais je ne suis pas effective), je lis dans les candidatures déposées pour devenir membres effectifs, page 5, deuxième candidature sur les 7 exposées, ceci:
"Said Baidji
M. le Président, J'apprécie énormément le travail que vous avez effectué ces dernières années, notamment sur la question du négationnisme. Je suis militaire de carrière et je n'oublierai jamais le génocide des Tutsis qui aurait pu être évité si nous avions mieux tiré les leçons du passé.
Je veux me battre à vos côtés sur cette question et sur d'autres."

Ces propos m'incitent à attirer votre attention sur les propos plus bas et sur le fait qu'il a été reconnu en 2008 que le génocide au rwanda avait été programmé par kagame lui-même tutsi, le fpr et consorts, actuellement au pouvoir.

Pourquoi attirer votre attention? Parce que de nos jours circule l'idée (comme en atteste la candidature plus haut) que ceux qui appelle le génocide tel qu'il fut, à savoir génocide rwandais (et non tutsi) sont taxés de "révisionnisme ou négationnisme" .

Or, qu'en fut il et reconnu d'une part par le Tpir - tribunal pénal international pour le rwanda, d'autre part par le juge espagnol Merelles et par le juge français Bruguières? Le génocide fit périr tutsis, hutus, prêtres, évêques,^prêtres espagnols et d'autres pays. Pour rappel,le coup d'envoi fut l'attentat sur l'avion qui vit périr les chefs d'états rwandais et burundais (hutus) et plusieurs soldats français entre autres. La plus que grande majorité des rwandais tués étaient hutus (les trois quarts?).

Alors, qui est négationniste? Ne serait ce pas ceux-là mêmes qui en accusent d'autres (l'attaque étant pour certains la meilleure défense), ceux qui influencent les autres en employant de grands mots pour prétendre leur bonne foi et faire taire tous les autres?

Alors, la bonne attitude ne serait elle pas de remettre en question ces termes employés et la quasi main mise sur le terme génocide, le pré carré, la presque exclusivité revendiquée de ceux qui crient fort et ont pignon sur rue et voie d'accès direct (autoroute) aux médias?
Je pense que ces termes et l'histoire réelle devraient avant tout être mis à plat et faire l'objet de colloques publics avec toutes les parties en présence, en sécurité bien entendu.

Je vous remercie pour votre attention et votre réflexion sur ces propos.
Note: le 21 mars 2008 s'est tenu dans les locaux du parlement belge un colloque sur la reconnaissance ou non reconnaissance ou négation des génocides (je ne connais pas les termes exacts car j'en ai pris connaissance à la radio le soir de l'événement).

Ce colloque était tenu dans la semaine contre le racisme mais n'était pas annoncé dans le dépliant du mrax concerné. Les infos radio ont mentionné des propos de M. Shreiber (ULB), Radouane Bouhlal (juriste et président du Mrax), une autre personne. Contacté la semaine dernière à ce sujet pour obtenir infos et actes, le secrétariat du mrax a répondu n'avoir vu circuler aucun document sur le sujet.

L'un ou l'autre d'entre vous serait il au courant, aurait il participé et pourrait il en dire plus?
Merci et bien sûr merci pour tout commentaire bienvenu.

© Annick Ferauge

LES EXPERTS S’INQUIÈTENT DU FONCTIONNEMENT DES GACACA AU RWANDA

Pacte international relatif aux droits civils et politiques Comité des droits de l’homme Quatre-vingt-quinzième session.
2602e et 2603e séances – matin et après-midi

***

Les 18 experts du Comité des droits de l’homme, qui examinaient aujourd’hui le troisième rapport périodique du Rwanda, ont vivement questionné le fonctionnement du système Gacaca qui a été établi dans ce pays au lendemain du génocide de 1994.

"Tout en se félicitant des progrès accomplis en matière de parité des sexes, ils ont néanmoins fait part de leurs préoccupations face aux conditions de détention dans les prisons rwandaises.

Les experts, qui ont par ailleurs déploré la présentation d’un rapport trop théorique et pas assez factuel, sont chargés de surveiller l’application du Pacte international relatif aux droits civils et politiques, ratifié par le Rwanda en 1975.
S’agissant des Gacaca, de nombreux experts ont estimé qu’ils n’étaient pas conformes aux principes d’égalité devant la loi et ont déploré, à l’instar de l’expert tunisien, le fait qu’ils donnent libre cours aux dénonciations calomnieuses et aux règlements de compte.

« Si les tribunaux gacaca peuvent prononcer des peines lourdes allant jusqu’à 30 ans d’emprisonnement, un processus cohérent doit être mis en place et les deux parties doivent pouvoir être représentées par un avocat », a notamment estimé l’experte américaine.

La délégation rwandaise a vivement défendu ce système, arguant qu’il représente le moyen le plus efficace de résorber le nombre des dossiers d’accusation relatifs à un génocide qui a fait 800 000 morts. Elle a ainsi précisé que ce système avait permis de juger plus d’un million de personnes en quatre ans, et contribué au désengorgement des prisons rwandaises.

« Le génocide a été commis par le peuple et il nous fallait trouver le moyen de rendre justice tout en travaillant à la réconciliation », a souligné Joseph Nsengimana, Représentant permanent du Rwanda auprès des Nations Unies et chef de délégation.
S’agissant des problèmes d’incarcération, l’experte sud-africaine s’est notamment inquiétée des peines de réclusion criminelle à perpétuité dans l’isolement qui, selon elle, sont contraires à l’article 7 du Pacte relatif à la torture.

Par ailleurs, de nombreux autres experts n’ont pas manqué d’évoquer à plusieurs reprises la précarité des conditions de détention au Rwanda.
L’experte américaine a longuement évoqué les relations parfois difficiles entre le Tribunal pénal international pour le Rwanda (TPIR) et le Gouvernement rwandais. Cette coopération ne signifie pas, s’est défendu le chef de délégation, que le Gouvernement doit se soumettre « aveuglement » aux injonctions du Tribunal.

Le rapport qui a été examiné aujourd’hui par les experts cumule les troisième, quatrième et cinquième rapports périodiques qui auraient dû être présentés en 1992, en 1997 et en 2002 ainsi que le rapport spécial qui avait été demandé par le Comité en 1995.

La délégation rwandaise, qui continuera son dialogue avec les experts demain mercredi 19 mars à partir de 10 heures, est composée de Joseph Nsengimana, Représentant permanent du Rwanda; Hope Timukunde, membre de la Commission des droits de la personne; Eugène Rusanganwa, chargé des droits de l’homme au Ministère de la justice; Étienne Nkerabigwi, juriste au Ministère des affaires étrangères et Coordonnateur du Groupe de travail sur les rapports soumis aux organes de traités; et Moses Rugema de la Mission du Rwanda auprès de l’ONU.

EXAMEN DES RAPPORTS SOUMIS PAR LES ÉTATS PARTIES CONFORMÉMENT À L’ARTICLE 40 DU PACTE

Examen du troisième rapport périodique du Rwanda ( CCPR/C/RWA/3 )
Déclaration liminaire

M. JOSEPH NSENGIMANA (Rwanda) a indiqué qu’après le génocide de 1994, « expression radicale de la négation des droits civils et politiques », son pays est désormais déterminé à instaurer un état de droit. D’intenses activités d’implantation d’institutions capables de promouvoir la démocratie et de protéger les droits des personnes sont actuellement en cours dans le pays, a-t-il signalé.

Il a ensuite rappelé que le Rwanda avait ratifié le Pacte international relatif aux droits civils et politiques en 1975 et que le présent rapport était un rapport cumulé. Depuis cette ratification, la plupart des dispositions du Pacte ont été introduites dans la législation nationale.

Le représentant du Rwanda a notamment précisé que l’article 190 de la nouvelle Constitution rwandaise dispose que les traités et accords internationaux ratifiés ont une autorité supérieure à celle des lois organiques ou ordinaires du pays. Il a également souligné que le Rwanda avait enregistré des progrès notables dans le domaine des droits de l’homme depuis l’adoption, en 2003, de la Constitution qui prescrit les principes d’un état de droit.

Après avoir donné un bref aperçu de l’histoire récente du Rwanda et de son système judiciaire, le représentant a expliqué que plusieurs commissions avaient été mises sur pied récemment, dont la Commission nationale des droits de la personne, la Commission nationale de lutte contre le génocide et un Office de l’Ombudsman.

Malgré les contraintes, les perspectives sont bonnes pour le Rwanda, s’est ensuite félicité M. Nsengimana, en promettant que son pays compte s’engager davantage pour rendre les droits de l’homme effectifs et accessibles à tous. Le pays entend bâtir un état de droit à partir d’une situation de négation radicale du droit, à savoir le génocide, a-t-il insisté.

Réponses aux questions écrites (CCPR/C/RWA/Q/3/REV.1/ADD.1)

Cadre constitutionnel et juridique de l’application du Pacte, droit à un recours effectif et lutte contre l’impunité (article 2)

M. EUGÈNE RUSANGANWA, chargé des droits de l’homme au Ministère de la justice, a confirmé que lorsqu’une convention ou un instrument international est ratifié, il est directement appliqué dans la législation interne, comme le prescrit l’article 190 de la Constitution rwandaise. Aucune enquête, a-t-il reconnu, n’a été effectuée pour pouvoir établir des statistiques sur les cas où les conventions ratifiées avaient été invoquées ou appliquées par les cours et tribunaux du pays. Mais, a-t-il assuré, « nous comptons lancer une telle enquête par le biais de l’Équipe spéciale nationale chargée de la rédaction des rapports d’application des traités internationaux ».

Il a tout de même donné l’exemple d’une affaire liée aux inégalités entre les hommes et les femmes durant laquelle la Cour suprême a argué que toute décision contraire au Code pénal serait contraire aux articles 3 et 26 du Pacte. Dans le cas du génocide, la Cour militaire a décidé d’une violation de l’article 10 du Pacte sur le droit à la vie. Certains articles du Pacte ont été inclus dans le libellé même de la nouvelle Constitution, alors que le Parlement rwandais fait référence à un certain nombre de traités internationaux.

Reprenant la parole, M. NSENGIMANA a indiqué que les principes d’unité et de réconciliation figurent dans la Constitution du pays. Il a insisté sur l’article 9 qu’il a jugé fondamental compte tenu du génocide.

L’autre instrument est l’exclusion de la mention d’ethnie, instrumentalisée pendant le génocide. L’identité nationale et la notion de nation rwandaise ont donc été promues et sont servies aujourd’hui par la Commission nationale d’unité et réconciliation (CNUR). Une fois jugés par les « Gacaca », les individus reçoivent une éducation du CNUR, de même que les exilés qui reviennent au pays.

Le représentant a précisé qu’il existe aussi plusieurs programmes d’éducation civique destinés à sensibiliser la communauté rwandaise sur ses droits et devoirs. Il a également attiré l’attention des experts sur les institutions chargées des droits de l’homme, de la bonne gouvernance, de la réduction de la pauvreté, de la prise en charge des personnes vulnérables et des restitutions des biens.
Il a insisté sur le fait que le principe d’égalité entre tous les Rwandais est consacré dans l’article 11 de la Constitution nationale. Les Forces rwandaises de défense sont le symbole de l’unité du pays, a aussi fait remarquer le représentant, en arguant qu’aujourd’hui tous les droits énoncés dans le Pacte sont respectés et pris en compte par la CNUR.

Quant à la coopération entre son pays et le Tribunal pénal international pour le Rwanda (TPIR), il a expliqué que cette coopération se fait surtout s’agissant des enquêtes, de la protection des témoins et de la recherche des fugitifs.

Le Rwanda, a-t-il rappelé, a un Représentant spécial auprès du Tribunal, qui peut intervenir conformément aux principes de l’amicus curiae. Le représentant du Rwanda s’est dit très préoccupé par « les questions résiduelles », étant donné que le TPIR doit fermer ses portes en 2010 au plus tard.
Droit à la vie et interdiction de la torture (art. 6 et 7)

Des informations étayées faisant état d’exécutions extrajudiciaires, sommaires ou arbitraires commises par la police militaire dans le centre de détention militaire de Mulindi en décembre 2005, la délégation a tout d’abord signalé que les exécutions extrajudiciaires sont interdites par la loi. Elle a ensuite expliqué qu’une révolte avait été provoquée dans la prison de Mulindi suite à l’interdiction, par le chef de la prison, du trafic de drogues entre les détenus et les membres de leur famille.

Révoltés par cette mesure, les détenus ont commencé à s’en prendre aux gardes de la prison qui se sont vus obligés de tirer en légitime défense, faisant ainsi trois morts. La délégation a ensuite indiqué qu’une enquête avait été effectuée par la police militaire qui a conduit à des sanctions disciplinaires et au limogeage du chef de la prison. Les victimes ont également eu droit à des dommages et intérêts. La Commission nationale des droits de la personne a suivi cette affaire et a recommandé que dans de telles circonstances, l’usage de balles réelles soit banni.

S’agissant de la compatibilité entre la peine d’emprisonnement en isolement à perpétuité et l’article 7 du Pacte, la délégation a expliqué que la loi, qui est actuellement en voie de promulgation, prévoit plusieurs dispositions qui reprendront les principes constitutionnels et empêcheront tout traitement inhumain d’une personne privée de liberté. Son article 5 stipulera notamment que toute personne condamnée à la réclusion criminelle à perpétuité doit être protégée contre tout traitement cruel, inhumain et dégradant.

La délégation a précisé que l’isolement en perpétuité n’est applicable qu’aux criminels particulièrement dangereux, susceptibles de « contaminer » d’autres prisonniers. En outre, les personnes ainsi condamnées reçoivent de la nourriture en quantité suffisante et sont incarcérées dans une cellule aérée.

Répondant sur les allégations selon lesquelles, les services de sécurité, en particulier la police et les Forces de défense locale (FDL), feraient un usage excessif et illégal de la force lors de l’arrestation de suspects, en violation de l’article 6 du Pacte, la délégation a indiqué que des poursuites sont lancées contre tout agent de sécurité coupable d’usage excessif et illégal de la force. Elle a également précisé que l’usage d’une arme à feu est interdit, sauf en cas de légitime défense.

Sans toutefois citer le nombre de cas, la délégation a affirmé que les infractions commises par les agents de sécurité ont été poursuivies et punies. Elle a ensuite précisé que les membres des Forces de défense locale sont recrutés au niveau de leur circonscription d’origine sur la base de leur intégrité.

Sécurité de la personne et protection contre les arrestations arbitraires (art. 9)
Pour donner suite aux recommandations de la Commission nationale des droits de l’homme sur l’augmentation des cas de détention arbitraire par les forces de l’ordre, le responsable des droits de l’homme du Ministère de la justice, a souligné que la liberté individuelle est un principe consacré par la Constitution.

Il a attiré l’attention sur la loi sur le Code de procédure pénale qui a précisé les conditions d’arrestation et de détention, en réduisant, notamment la durée de l’arrestation et de la détention provisoire. Les juges ont compétence pour libérer immédiatement une personne détenue, s’ils constatent que le délai de garde à vue a été dépassé.

Cette loi est une avancée remarquable dans la législation nationale, a-t-il dit, avant d’ajouter que des mesures administratives ont été prises pour supprimer les lieux de détention non officiels. En outre, un officier doit au moins une fois par semaine vérifier si les mesures légales sont respectées par les membres de la police et du parquet.

Il a ensuite reconnu que le Parlement a convoqué le Ministre de la justice qui a procédé à la vérification des cas litigieux. Il s’est avéré que les arrestations en question ont été effectuées dans le strict respect de la procédure. La population rwandaise, a affirmé la délégation, est très au fait de son droit de recours, notamment en cas d’arrestation arbitraire ou de dénonciation calomnieuse.

Mme HOPE TUMUKUNDE de la Commission nationale des droits de la personne a indiqué que sa Commission, qui est totalement indépendante, effectue des visites régulières, annoncées ou non annoncées, dans les centres de détention pour vérifier le respect de la procédure.
Quant à la lutte contre le « vagabondage » qui aurait conduit à l’arrestation de centaines de personnes parmi les catégories de populations les plus vulnérables, en violation de l’article 9 du Pacte, M. NSENGIMANA a prévenu que de telles informations sont souvent exagérées. Pour des raisons de sécurité et surtout après le génocide, le vagabondage est qualifié d’effraction.

Avant d’être poursuivis, les vagabonds arrêtés passent d’abord par des centres de triage avant d’être dirigés, si rien n’est retenu contre eux, vers des centres de rééducation. Le représentant a souligné que le règlement de cette question exige celui des problèmes économiques.

En 2006, a-t-il indiqué, le Gouvernement a adopté un plan stratégique en faveur des enfants de la rue qui met l’accent sur leur intégration sociale ou la réunification avec leur famille. Plusieurs stratégies de lutte contre la pauvreté ont également été mises sur pied en milieu rural.

S’agissant du nombre considérablement élevé de prisonniers qui seraient maintenus en détention sans jugement depuis de longues périodes, suite à des accusations en relation avec des actes de génocide, le représentant du Ministère de la justice a rappelé qu’après le génocide, plus de 120 000 personnes ont été arrêtées et emprisonnées.
De depuis 2001, l’introduction du système des juridictions gacaca avait permis d’accélérer les procès du génocide, palliant ainsi la lenteur de la justice classique due au nombre limité de tribunaux et aux difficultés liées à la constitution de preuves.

La législation prévoit la libération provisoire des détenus poursuivis pour génocide et qui ont fait acte d’aveu, si la durée de leur détention pouvait dépasser la peine prévue.

À ce jour, plus de 59 000 détenus ont pu bénéficier de cette procédure, échappant à la longue attente d’un jugement. Par ailleurs, l’introduction des peines de travaux d’intérêt général a également permis de désengorger les prisons, tout en favorisant le processus de réconciliation.
L’objectif est non seulement de juger mais de permettre la réconciliation nationale, a insisté M. NSENGIMANA.

L’alternative consistant à passer une moitié de sa peine en prison et l’autre en faisant des travaux d’intérêt général, ainsi que le « plaider coupable » qui conduit à la réduction des peines, ont contribué à l’unité car il s’agit d’une justice au service de la réconciliation.
État d’urgence (art. 4)

À l’exception des dispositions de la Constitution relatives au droit à la vie, les autres droits du Pacte peuvent être limités par l’état d’urgence ou de siège, a reconnu le représentant du Rwanda, en jugeant difficile d’affirmer que pendant de telles périodes, les individus peuvent bénéficier de recours utiles. Toutefois, a-t-il dit, la déclaration d’état d’urgence est régie par des normes et doit impérativement se limiter à la durée strictement nécessaire pour rétablir rapidement une situation démocratique.

Égalité entre hommes et femmes (art. 3 et 26)

La délégation a ensuite répondu sur une éventuelle abrogation de l’article 206 du Code de la famille qui consacre le mari en tant que « chef de la communauté conjugale », de l’article 213 qui prévoit qu’une femme ne peut se lancer dans des activités commerciales ou s’engager dans un emploi sans l’autorisation de son mari, et enfin de l’article 354 du Code pénal qui prévoit une sanction plus sévère pour la femme que pour l’homme en cas d’adultère.

Plusieurs de ces articles ont déjà été abrogés, a rassuré la délégation. Elle a ensuite indiqué que le Rwanda s’était engagé dans un processus de réforme juridique afin d’éliminer tout dispositif susceptible d’être discriminatoire à l’égard des femmes.

L’ensemble de la législation du pays sera ainsi examiné prochainement pour s’assurer que les femmes bénéficient de l’ensemble de leurs droits, a-t-elle précisé. La délégation s’est ensuite félicitée du fait qu’au cours des 10 dernières années, les progrès les plus nets ont été enregistrés dans le domaine de l’égalité entre les hommes et les femmes.

La délégation a expliqué qu’en tant qu’institutions publiques, le Ministère du genre et la promotion de la famille et le Conseil national de la femme étaient dotés d’un budget annuel, qui est naturellement insuffisant compte tenu de la condition dans laquelle se trouve le pays. Ces institutions peuvent également recevoir des dons et aides extrabudgétaires. Quant aux critères d’éligibilité requis pour participer au Conseil national de la femme, la délégation a indiqué que ceux-ci n’avaient pas de limites particulières.

S’agissant de la lutte contre les violences sexuelles, la délégation a tout d’abord signalé qu’aucun cas de viol en prison n’avait été signalé. Le viol est sanctionné et puni très gravement. Le Code pénal prévoit des peines de 5 à 10 ans d’emprisonnement, peines qui sont aggravées si le viol a provoqué la mort de la victime. Elles peuvent aller jusqu’à la prison à perpétuité, la peine de mort n’existant pas au Rwanda.

Sur le plan administratif, a enchainé la délégation, la priorité est donnée aux dossiers relatifs aux viols, et il en va de même pour l’examen médical des victimes dans les hôpitaux. La délégation a également indiqué que les jugements pour viol se font là où le crime a été commis, dans le souci d’intimider la population et d’éradiquer ce type de violence.

Par ailleurs, une unité spéciale a été créée au niveau de la Police nationale, tandis que les victimes atteintes du VIH/sida reçoivent un traitement gratuit et une aide psychologique. Une loi qui figure dans le projet de code pénal réprime les violences domestiques et la traite des femmes et des enfants.

Les violences sexuelles, pratique courante pendant le génocide, bénéficient d’une attention particulière de la part du Gouvernement, a signalé la délégation. Au niveau de la police, un poste spécial a été créé pour hâter la constatation médicale du niveau de violence faite aux femmes. Des maisons d’accès à la justice destinées aux victimes de violence sexuelle ou domestique existent dans l’ensemble du pays. Les victimes et témoins bénéficient d’appui et de protection, tandis que le Code pénal réprime toute menace faite aux dénonciateurs, a également indiqué la délégation.

Après ces premières réponses, Mme RUTH WEDGWOOD, experte des États-Unis, s’est réjouie de l’examen de ce rapport attendu depuis 1992. Consciente du poids historique au Rwanda, elle a dénoncé l’échec de la communauté internationale pendant le génocide, en particulier celui de l’ONU et des États-Unis.

Elle a néanmoins souligné que le post-traumatisme ne saurait être une réponse à tout, et a attiré l’attention de la délégation rwandaise sur la nécessité de fournir des informations empiriques et transparentes. Évoquant l’article 190 de la Constitution rwandaise sur la primauté du droit international, elle a craint qu’il ne s’agisse que d’une formalité ne « menant nulle part ».

Quant au système des gacaca, elle a jugé qu’il n’est pas tout à fait conforme aux articles 14 et 19 du Pacte relatifs à l’égalité devant la loi et à la liberté d’expression. L’article 7 sur la torture n’a pas de sens non plus, compte tenu des conditions de détention au Rwanda où les prisons sont bondées d’enfants et de femmes enceintes, vivant dans l’isolement et privés de visite voire parfois de nourriture.

Notant que certaines délégations au Comité des droits de l’homme, comme celle de la Fédération de Russie, sont parfois composées d’une vingtaine de membres, elle a recommandé au Rwanda d’en faire de même pour permettre des discussions plus approfondies avec les spécialistes des différents dossiers.

Contrairement à ce qu’a affirmé la délégation rwandaise, l’experte américaine a jugé que le TIPR et le Rwanda entretiennent des relations difficiles. Il y a eu des cas où l’indépendance du TIPR a été menacée. S’agissant par exemple, de l’ancien membre du Comité d’initiative de la Radio Mille Collines, Jean-Bosco Baragwisa, le Gouvernement rwandais a menacé de retirer sa coopération si le cas était maintenu. C’était là, a accusé l’experte, une remise en question de la compétence du TIPR dans une affaire très grave.

Elle s’est aussi inquiétée du manque d’harmonisation dans le traitement des cas de Tutsis ou de l’Armée patriotique du Rwanda (APR), qui sont renvoyés à Kigali pour y être jugés. Cela pose un réel problème, 15 ans après les faits, a-t-elle estimé. L’experte s’est ensuite attardée sur les « nombreuses » exactions de l’armée qui tire sur des civils et harcèle la population civile, sans que l’État n’ait mis en place de processus structuré pour traiter de ces cas. L’experte a renvoyé à cet égard aux informations recueillies par feu Allison Deforges, de Human Rights Watch, et étayées par d’autres chercheurs et autres sources.

Dans sa deuxième question, elle a abordé la question de la disparition du lieutenant-colonel Augustin Cylza, ancien Vice-Président de la Cour suprême et ancien Président de la Cour de cassation, du député Léonard Hitimana, d’autres personnalités politique ou militaire comme Jean-Marie Vianney Nzarubara et Damien Musayidizi. Tous ces cas de disparitions doivent être examinés, a insisté l’experte.

Concernant l’état de siège, elle a recommandé de voir l’article 129 par. 13 et 16 des Observations générales. Puisque, 15 ans après le génocide, on doit un minimum de respect des normes, les changements intervenus dans les tribunaux gacaca n’ont fait qu’empirer les choses, a estimé l’experte, en citant l’élargissement de la compétence aux assassins notoires, le recrutement de juges sans formation juridique ou encore la comparution d’accusés sans avocat. Elle a incité le Gouvernement à examiner cette question de toute urgence. Sans avocat de la défense, un tribunal ne saurait condamner un prévenu à 30 ans de prison, a-t-elle insisté.

Au vu du passé difficile qu’a connu le Rwanda, M. ABDELFATTAH AMOR, expert de la Tunisie, a tout d’abord félicité la délégation pour les progrès accomplis sur le plan national, notamment dans la rédaction d’une « très belle Constitution », la question de l’égalité entre les sexes et la réconciliation nationale. Déplorant néanmoins l’absence d’informations factuelles dans le rapport et dans les réponses écrites, il s’est aussi demandé si la société civile était correctement représentée au sein de la Commission de l’unité et de la réconciliation.

Par ailleurs, a-t-il poursuivi, les juridictions gacaca ne fonctionnent pas toujours correctement et donnent libre cours aux dénonciations calomnieuses et aux règlements de compte. L’expert a également relevé une « certaine tension » entre les différents groupes ethniques du pays, avant de se dire préoccupé par l’usage de la force par les forces de l’ordre, les arrestations pour vagabondage et le sort réservé aux enfants des rues, aux prostitués et aux victimes de la traite.

À son tour Mme ZONKE ZANELE MAJODINA, experte de l’Afrique du Sud, a aussi déploré l’insuffisance d’informations détaillées dans le rapport. Elle s’est ensuite interrogée sur la présence, au sein de la délégation, d’un représentant
d’organisation non gouvernementale (ONG), avant d’en venir au fond. Elle a estimé que la réclusion à perpétuité dans l’isolement était contraire à l’article 7 du Pacte et a demandé à la délégation de lui fournir plus d’explications sur ce point.

Passant ensuite à la question de l’égalité entre les sexes, elle a relevé, malgré des progrès notables, des éléments discriminatoires dans certains textes de lois, notamment ceux qui stipulent que les femmes ne peuvent prétendre à un emploi sans le consentement de leur époux et qui infligent des sanctions plus sévères aux femmes en cas d’adultère. Elle s’est également interrogée sur la durabilité des programmes de promotion de l’égalité entre les sexes et sur l’existence de données ventilées par sexe.

Mme IULIA ANTOANELLA MOTOC, experte de la Roumanie, a voulu en savoir plus sur les cas de détentions arbitraires que signalent le Bureau du Haut Commissaire aux droits de l’homme dans son rapport d’août 2008 et les ONG. Elle s’est également interrogée sur l’existence de « cachots » qui seraient créés par des individus ou par l’État.

Tout en se réjouissant des progrès dans le domaine de la protection des droits de la femme, l’experte s’est interrogée sur la nature des mesures prises par le Rwanda pour punir les auteurs de viols et pour réhabiliter les victimes. Elle a aussi évoqué les propos du Rapporteur spécial sur la violence à l’égard des femmes qui avait fait état de violences domestiques dans le pays.
M. NIGEL RODLEY, expert du Royaume-Uni, qui se trouvaità Kigali en juin 1994, a confié que les images resteront à jamais gravées dans sa mémoire.

Parfaitement conscient de l’ampleur de la tragédie, il a jugé remarquable que le Rwanda ait réussi à abolir la peine de mort alors que le Pacte ne demande pas une abolition automatique mais encourage plutôt le développement de normes sur le droit à la vie. Il a reconnu combien il était difficile pour les États qui abolissent la peine de mort d’imposer d’autres peines comme alternatives face à la colère de l’opinion publique.

L’expert a posé plusieurs questions sur les dispositions relatives à l’isolement à perpétuité avant de s’attarder sur les exécutions arbitraires et l’usage de la force, comme légitime défense, pour réprimer une révolte. L’usage inutile d’une force meurtrière est inconciliable avec le principe de la légitime défense, a argué l’expert britannique. Pourquoi la responsabilité juridique n’a-t-elle pas été invoquée dans ce cas?

M. JOSÉ LUIS PEREZ SANCHEZ-CERRO, expert du Pérou, a voulu en savoir plus sur la compétence exacte de la Commission nationale des droits de la personne et sur son degré d’indépendance.

Qu’en-est-il, a-t-il poursuivi, de ces recruteurs d’enfants qui auraient été dépêchés par l’ancien chef du Congrès national pour la défense du peuple (CNDP), le général dissident Laurent Nkunda? Il ne s’agit pas, s’est-il inquiété, de recrutement volontaire mais pratiquement d’enlèvements et de placement d’enfants dans « des camps de concentration ». Les enfants disparaissent pendant la nuit puis les parents cherchent à les extirper des mains du rebelle congolais. Que fait l’État rwandais face à cette situation?

Poursuivant, l’expert péruvien a demandé au Gouvernement ce qu’il recherchait dans le renforcement de la juridiction gacaca. L’amendement apporté au statut de cette juridiction est une violation du droit à un procès équitable et du droit à un conseil juridique, a-t-il estimé.
Notant que l’article 49 de la Constitution rwandaise traite de la protection de l’environnement, M. AHMED AMIN FATHALLA, expert de l’Égypte, a voulu savoir si le pays disposait d’une législation en la matière.

À son tour, M. FABIAN OMAR SALVIOLI, expert de l’Argentine, s’est interrogé sur l’existence d’un programme national de formation en droit international. Il a aussi demandé si la juridiction militaire peut connaître des litiges de droits communs. Il a également voulu savoir si les hommes et femmes incarcérés étaient séparés dans les prisons, avant de réclamer des données plus précises sur le viol et les condamnations pour viol.

M. RAFAEL RIVAS POSADA, expert de la Colombie, a jugé insuffisantes les réponses fournies par la délégation sur l’état d’urgence. Estimant que la disposition selon laquelle toute déclaration d’état d’urgence doit émaner d’un décret présidentiel comportait des « éléments illégaux et anticonstitutionnels », il a demandé s’il était possible de la réviser. Son homologue, M. LAZHARI BOUZID, expert de l’Algérie, a demandé des précisions sur les documents de voyages, passeports ou autres, qui sont nécessaires pour quitter le Rwanda.

Répondant à cette première série de questions, M. NSENGIMANA a insisté sur le fait que le Pacte et les conventions internationales, qui ont la primauté sur les lois nationales, sont applicables immédiatement par les juridictions compétentes. Toutefois, a-t-il dit, la modification de la Constitution se fait par référendum, ce qui exige du temps. Il faut en outre sensibiliser la population à l’application d’une loi voire former les juges ou ceux qui doivent mettre la loi en pratique.

Promettant que les données statistiques seront plus nombreuses dans le prochain rapport, le représentant du Rwanda s’est attardé sur les questions relatives au gacaca. Le choix était de laisser les gens pourrir dans les prisons en attendant que la justice se prononce sur leur sort ou de mettre en place une structure inspirée des systèmes traditionnels de délibération. Non seulement, le système judiciaire classique était saisi de plus d’un million d’affaires, mais il fallait en plus faire en sorte que la justice s’accompagne de la réconciliation, a souligné le représentant.

Ni les gacaca ni le système judiciaire classique ne sont parfaits, a-t-il rappelé. Des conseillers juridiques visitent les gacaca et si quelqu’un a besoin d’un conseil, ce conseil est prodigué à toute l’assemblée pour l’éclairer dans sa décision. Le représentant a attribué les « médisances » sur ce système à de l’ignorance.

S’agissant de la liberté d’expression et de la presse, il a d’abord dit le rôle terrible que cette dernière a joué à l’époque du génocide, en rallumant tous les jours et de manière scandaleuse les divisions et en envoyant les tueurs là où se cachaient leurs futures victimes. S’il a loué des organes de presse comme « Umuseso », qui lui a fait dire « on se croirait ici quand on parle du Président et des personnalités politiques », le représentant rwandais a souligné que tout est fait pour que la presse n’incite pas à la haine.

Tout journaliste ayant commis un délit a droit à un conseil juridique, et rares sont les représentants de la presse qui ont été condamnés. Il a néanmoins souligné qu’une certaine presse a tendance à prôner les idées qui ont conduit au génocide.

Le représentant a poursuivi en indiquant que l’entrepôt de Gikondo n’est pas un centre de détention, mais bien un centre de transit et de triage où sont sélectionnés les enfants qu’on peut remettre à leurs familles ou encore les personnes âgées et autres membres de groupes vulnérables. Par exemple, les trafiquants de drogues récidivistes qui arrivent dans ce centre peuvent être poursuivis. Dans la mesure du possible, le triage est effectué de la manière la plus rapide qu’on puisse faire.

Le représentant a rejeté les allégations selon lesquelles les femmes tomberaient enceintes dans les prisons car, a-t-il affirmé, les femmes sont séparées des hommes et aucun cas de viol n’a jamais été signalé. Mais, a-t-il reconnu, certaines femmes ont été libérées puis emprisonnées à nouveau alors qu’elles étaient déjà enceintes.

Poursuivant, il a précisé qu’il existe dans son pays deux niveaux de peine d’emprisonnement à perpétuité, d’abord la perpétuité « normale », où il est prévu qu’après 10 ans de bonne conduite, le détenu peut bénéficier de la liberté conditionnelle ou de la grâce présidentielle.

Ensuite, la réclusion à perpétuité dans l’isolement qui ne signifie pas que le détenu est privé du droit de visite. Ce droit est tout simplement réduit à des visites toutes les deux semaines alors que les autres prisonniers ont droit à une visite hebdomadaire. Au Rwanda comme dans beaucoup de pays en développement, les prisonniers n’ont pas de cellule individuelle et vivent ensemble dans des dortoirs.

Évoquant ensuite la collaboration du Gouvernement rwandais avec le TPIR, le représentant a jugé que cette collaboration ne signifie pas que le Gouvernement doit se soumettre « aveuglement » aux injonctions du Tribunal. Il a affirmé que certains témoins avaient été maltraités lors de leur passage au TPIR qui, du reste, refuse de respecter la résolution du Conseil de sécurité sur la clôture de ses travaux.

On ne peut comparer les situations en Bosnie-Herzégovine et au Rwanda, s’est encore défendu le représentant. Dans mon pays, a-t-il dit, il y a eu une lutte entre les forces qui ont provoqué et commis le génocide et celles qui y ont mis fin.

S’il est vraisemblable que des abus aient été commis par les forces qui ont mis un terme au génocide, il faut néanmoins placer les choses dans leur contexte, a-t-il plaidé. Après que le Procureur d’Arusha a identifié comme crime de guerre les actes commis par des prêtres et des évêques fusillés par la suite par de jeunes soldats, un jugement a été rendu et les deux soldats ont été condamnés.

Passant aux problèmes liés aux exécutions extrajudiciaires et aux disparitions des personnes, la délégation a affirmé que les personnes coupables de ce type de crime ont été jugées et punies. Elle est revenue sur la fusillade provoquée à la prison de Mulindi pour rappeler que des mesures punitives ont été appliquées. La délégation a également ajouté que des enquêtes ont été menées sur tous les cas de disparition.

La Commission pour l’unité et la réconciliation comprend de nombreux membres de la société civile, a ensuite rassuré la délégation, en soulignant que le processus de réconciliation est un long processus. Le Gouvernement, qui s’attaque à la pauvreté, a réussi à intégrer de nombreux survivants du génocide et bourreaux qui bénéficient de programmes de microfinance.

La représentante de la Commission nationale des droits de la personne a expliqué que la Commission a lancé un important processus de plaidoyer sur le Pacte. Faisant partie de l’ensemble du processus de rédaction du présent rapport, la Commission n’avait pas à présenter un rapport distinct, a-t-elle estimé.

L’examen juridique actuellement en cours prend bien en compte les questions relatives à l’égalité entre les sexes, a-t-elle aussi précisé.

La représentante a également signalé qu’une dimension sexospécifique figure dans tous les budgets de l’État car la responsabilité en matière de parité incombe à tous les ministères. Elle a expliqué qu’un observatoire de l’égalité des sexes s’assure de la conformité des budgets et des autres instruments dont dispose l’État.

Apportant une autre précision, le représentant du Rwanda a indiqué que l’article 154 de la Constitution prévoit que la juridiction militaire ne peut connaître les affaires civiles que si un crime a été commis en collusion entre un civil et militaire. Dans un tel cas, la personne civile est jugée par un tribunal militaire.

Par ailleurs, il a indiqué qu’il existe une loi sur l’environnement ainsi qu’une agence nationale qui traite de cette question. Il a rappelé que le Rwanda a signé plusieurs traités de sauvegarde de l’environnement, avant de souligner, par exemple, que les sacs en plastique sont interdits dans son pays.

Répondant sur la question relative aux documents officiels nécessaires pour quitter le Rwanda, la délégation a indiqué que le laissez-passer est utilisé pour les pays limitrophes car il coûte moins cher. Revenant à une question sur le rôle de la Commission nationale des droits de la personne, sa représentante a précisé qu’elle est chargée d’éduquer la population, d’examiner les violations commises sur tout le territoire, d’effectuer des enquêtes sur le terrain, de faire le suivi auprès de la justice et de présenter des rapports au Parlement.

Concernant les informations sur les recrutements d’enfants, le représentant du Rwanda a vu de la « mauvaise foi ou mauvaise volonté » dans le rapport du Groupe d’experts. Alors qu’il y a eu des cas d’arrestations de recruteurs et d’enfants qui allaient rejoindre le général Nkunda, le rapport ne le mentionne.

Il a signalé, par exemple, que le Gouvernement du Rwanda avait bien alerté sur la livraison d’uniformes militaires à Laurent Nkunda. Ce rapport, a jugé le représentant, est impartial et cache une partie de la vérité. Le Gouvernement a agi conformément à ses obligations internationales, en confisquant les équipements destinés au CNDP.

Réclamant encore plus de précisions, l’experte américaine a voulu savoir pourquoi des enfants continuaient d’être détenus dans des entrepôts. Elle a ensuite estimé que si les tribunaux Gacaca peuvent prononcer des peines lourdes allant jusqu’à 30 ans d’emprisonnement, un processus cohérent doit être mis en place et les deux parties doivent pouvoir être représentées par un avocat.

Poursuivant, elle a estimé qu’on ne peut assimiler incitation au génocide et dissidence politique. Nous voulons des réponses écrites sur les questions posées à ce sujet, a-t-elle dit, avant de passer à la coopération avec le TPIR et de demander que le Gouvernement rwandais mène ses enquêtes en toute transparence. Elle a notamment évoqué les exactions commises après le génocide, en arguant que même en temps de guerre, la légitime défense ne peut être éternellement invoquée.

S’agissant de la prison de Mulundi, l’expert britannique s’est interrogé sur la nature des infractions commises par les militaires punis, remarquant que la délégation avait argué de la légitime défense. L’experte sud-africaine a demandé plus de précisions sur l’indépendance de la Commission nationale des droits de la personne et sur la nouvelle loi concernant l’incarcération en isolement.
L’expert tunisien a rappelé que certaines voix se réclamant de la presse continuent d’appeler au divisionnisme, avant de demander, d’autre part, la définition du concept de vagabondage au Rwanda.

Le représentant du Rwanda a réexpliqué que les entrepôts évoqués par l’experte américaine étaient un lieu de triage et non pas une prison. Pour ce qui est du délit de vagabondage, il a indiqué qu’il s’agit essentiellement de pickpockets, de trafiquants de drogues et parfois de prostituées, précisant que c’est le récidivisme qui est considéré comme un délit.

Rejetant l’idée selon laquelle l’invocation de la Radio Mille Collines est invoquée pour museler la presse, le représentant a ensuite accusé le TPIR d’abus du principe de juridiction universelle.

A Candle For Remembering

Rwanda: Cartographie des crimes

Let us remember Our People

You can't stop thinking

Welcome to Home Truths

Everybody Hurts

KAGAME - GENOCIDAIRE

Paul Kagame admits ordering...

Why did Kagame this to me?

RPF committed the unspeakable

Inzira ndende

Search

Hutu Children & their Mums

Rwanda-rebranding

Ways To Get Rid of Kagame

Almighty God :Justice for US

Killing Hutus on daily basis

RPF Trade Mark: Akandoya

The Torture in Rwanda flourishes

Fighting For Our Freedom?

KAGAME VS JUSTICE

AS International

Profile

Genocide masterminded by RPF

Human and Civil Rights

Rwanda: A mapping of crimes

KIBEHO: Rwandan Auschwitz

Mass murderers C. Sankara

Stephen Sackur’s Hard Talk.

Prof. Allan C. Stam

Prof. Christian Davenport

The killing Fields - Part 1

The killing Fields - Part II

Daily bread for Rwandans

The killing Fields - Part III

Time has come: Regime change

Drame rwandais- justice impartiale

Sheltering 2,5 million refugees

Latest videos

Rwanda's Untold Story

Rwanda, un génocide en questions

Nombre de Visiteurs

Pages

Popular Posts - Last 7 days

Archives

Everything happens for a reason

Hutus didn't plan Tutsi Genocide

Your comment if you LIKE IT. All for Human rights